Uit: Haarlems Dagblad 10-08-18

Landgoed Middenduin in Overveen kent in feite drie gedeelten: de Zanderijvaart, een hoge berg en een zandafgraving. Op het hoge duin ligt, verscholen in een bos, een betonnen bassin. Waar diende dat voor?
De bak is te vinden als je bij het bruggetje over de Zanderijvaart, voorbij de ijskelder, het pad links neemt en de heuvel beklimt.
Wandelaars en joggers rennen verdwaasd over de bospaden. Jaren kom ik hier al. Jaren ligt die betonnen bak daar. Vandaag ben ik in gezelschap van een gids, die veel over het gebied weet.
Hij heeft een passie voor lokale geschiedenis. Hij vertelt over de zandafgravingen in de negentiende eeuw, met name de binnenste duinenrij die geen beschermende werking tegen de zee heeft.
De Zanderijvaart die uitmondt in de Brouwersvaart, over het water dat vanuit de duinen stroomde naar Haarlem. Rond 1850 graven ze de Zanderijvaart, omdat Elswout in feite helemaal is afgegraven. In Middenduin is tot 1930 permanent zand gewonnen. De afgravingen rond de Zanderijvaart zijn tot 1956 in bedrijf gebleven.
We zijn er. De gids vertelt dat de bak deel uitmaakte van een watersysteem, dat bedoeld was om een hydraulische lift in werking te zetten in het landhuis beneden: villa Duinlust. „Omdat het vat zo hoog ligt, houdt-ie druk op het net. Er was en pomp beneden bij de Zanderijvaart die water omhoog kon pompen.”
Hij vertelt dat rond 1850 Duinlust werd bewoond door de familie David van der Vliet-Jacoba Borksi. Volle neef en nicht. „Dat is niet zonder gevolgen gebleven; hun tweeling, zonen, waren lichamelijk en geestelijk gehandicapt. Die jongens reden in een bokkenwagen rond. Daar bestaat een foto van. Vandaar dat de paden op Elswout en Duinlust werden verhard.”

Daar wil ik meer van weten. Hydraulische lift? Hoe werkte het systeem precies? Kijkend over de rand van het hoge duin ligt beneden het villa Duinlust. We dalen de berg af. Ik neem afscheid van de gids en bel aan.
Er wordt opengedaan door Paul Crawfurd van Medical Meals, het bedrijf dat zich onlangs in de villa heeft gevestigd. Op mijn verzoek lopen we even in het gebouw rond. Geen lift te bekennen.
Hofstede Duinlust dateert uit het begin van de negentiende eeuw. Ruim twintig jaar heeft het Haarlemse bierbrouwersgeslacht Duyvesteijn de grond bezeten en daarvan is de naam Duinlust afkomstig. Duinlust komt in 1881 handen van Johanna Jacoba Borski (Anna) die in 1850 was getrouwd met haar neef David van der Vliet.
De echtelijke woning was op Herengracht 460. David van der Vliet ( (1822-1889) koopman te Amsterdam, werkte na zijn huwelijk bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij, reisde heel Europa door, hield van jagen en was hartelijk, spontaan, joviaal, maar heel grillig.

Anna liet het oude huis Duinlust slopen en er verrees in 1882 een kasteelachtige villa, het huidige gebouw. Het extravagante dat de bouw van Duinlust kenmerkt, was de invloed van haar man David.
De lift in de villa diende om de bewoners naar de bovenverdiepingen te vervoeren. Johanna Jacoba bezat tweeduizend bunder grond in Bloemendaal en Zandvoort. In het ongerepte duingebed liep heel wat wild rond. De eigenaren en hun gasten jagen op fazanten en hazen. Het duinwater dat in de beken stroomde kon je drinken.
De Borski’s en de Van der Vliets vormen dankzij onderlinge huwelijken en clan. Hun stamboom getuigt van grootheid en misère, schrijft Het eerste gevolg van ’aardse goederen’, het tweede vermoedelijk door inteelt en ziekten als syfilis. Anna en David krijgen tussen 1851 en 1871 negen kinderen.
Vijf zonen en vier dochters. De dochters zijn gezond, maar alle vijf de zonen waren geestelijk en of lichamelijk misdeeld. Johannes Emil, tweelingbroer van David Johannes, leefde nog het langste maar wordt op veertigjarige leeftijd krankzinnig verklaard en moet zijn leven lang verzorgd worden. Vader David wordt in 1884 getroffen door een beroerte en is de laatste vier jaar van zijn leven verlamd.
Anna, een der laatsten van de Borski’s, had de bijnaam ’Moeder van de hoogte’, zij was een matriarchale figuur die met eerbied en ontzag werd behandeld. De dood van vier nog jeugdige zoons moet haar zwaar hebben getroffen, lezen we in de annalen. Emil (’Miek’), die steeds meer geestelijk gestoord raakt, wordt in 1892 onder curatele gesteld. Hij wordt goed bewaakt en verpleegd.
Wekelijks komt de geneesheer-directeur van psychiatrisch ziekenhuis Meerenberg langs om hem te observeren. Zijn moeder laat testamentair vastleggen dat Emil tot zijn dood (in 1939) het vruchtgebruik zal hebben van Duinlust. De erfgenamen – vier overgebleven dochters – zitten met onverkoopbare gronden zolang Emil blijft leven. Dat beding wordt streng in de gaten gehouden door schoonzoon en curator mr. Jan Luden.
David van der Vliet (1822-1889) en Johanna Jacoba Borski (1828-1912) krijgen negen kinderen: Jan Anton ((1851-1872), Bertha (1852-1926), Willem (1854-1877), Mathilde, Olga, Emma, David Johannes (1864-1894), Emil (1864-1939) en Louis Hendrik Jan (1871-1888).
Over de vroeggestorven jongens Van der Vliet schrijft kleinzoon en genealoog Jan Bijleveld in 1947 aan een jonger familielid het volgende: ,,Onze arme ooms zijn m.i. slachtoffer geworden van de inteelt. Mijne meer dan vijftigjarige genealogische practijk heeft me geleerd dat de gevolgen van huwelijken tussen neef en nicht funest zijn.’’
In brieven somt somt hij de namen van de jongens op, in volgorde van hun overlijden:
Jan Anton: Flink, sterk, buitengewoon begaafd, op 21-jarige leeftijd opeens totaal ingestort en een wrak, in 1872 in Nizza bezweken.
Willem: Fijn, zacht, zeer ontwikkeld. Sterft op 24-jarige leeftijd in Firenze (Forence) aan suikerziekte die twee jaar eerder was vastgesteld.
Hendrik Louis Jan: geboren als zijn moeder 43 jaar is. Lichamelijk mismaakt (lamme arm, horrelvoet), geestelijk buitengewoon bij, uitstekend linguïst. Wordt op 17-jarige leeftijd opeens dood gevonden op bed.
David Johannes: tweeling met Emil, goedig en zacht, geen verstand, leed sterk onder het bewustzijn niet mee te kunnen. Schiet zichzelf op 30 oktober 1894, 11.30 uur op kantoor door het hoofd. Zijn tweelingbroer Emil wordt, op datzelfde ogenblik in Zwitserland, om 11.30 uur ’pardoes uitzinnig’ en roept zonder aanleiding ’mon pauvre frère’. Hij wordt krankzinnig verklaard, maar mag tot zijn dood in 1939 op Duinlust blijven wonen.
De dochters van Johanna Jacoba Borski en David van der Vliet zijn allen gezond van lijf en leden.
Na de dood van Johanna Van der Vliet-Borki in 1912 (in familiekring werd ze ook wel ’Natsche’ genoemd) belegt de familie eindeloze vergaderingen in de Poort van Elswout over wat er met de duinbezit moet gebeuren. Die zal in 1950 uiteindelijk tot het nationale park De Kennemerduinen worden. De gronden worden ontwikkeld; villapark Aerdenhout worden in kavels verkocht.
Maar hoe zit het nu met die lift? In de archieven zijn geen bouwtekeningen van het huis te vinden. De Woningwet is in 1901 van kracht is geworden, pas toen diende men over de vereiste bouwvergunning te beschikken alvorens tot (ver)bouw van een bouwwerk kon worden overgaan. In die zin ontbreekt ’bewijs’ van het bestaan van het liftsysteem. Toch is er wel summier over geschreven.
Bronnen melden dat in de tuin, ontworpen door architect E. Petzold, ’nutsvoorzieningen werden aangelegd zoals een ijskelder, het waterbassin dat het hydraulisch liftsysteem in het huis van de nodige druk voorzag en later het elektriciteitshuisje’.
Of: ’Dit rond open waterreservoir op een duintop ten zuiden van de Zanderijvaart was onderdeel van een verdwenen hydraulisch systeem ten behoeve van een lift in het hoofdgebouw’.
En: ,Na het overlijden van Johanna in 1912 erfde haar dochter het landgoed, maar met het levenslange vruchtgebruik door haar broer Emil. Emil was geestelijk en lichamelijk gehandicapt. Het huis was speciaal voor hem met een lift uitgerust zodat hij daar comfortabel verzorgd tot aan zijn dood kon blijven wonen.”
De zoon van oud-rentmeester Vrijland, C.D.W. Vrijland, schrijft in Jaarboek Haerlem 1984: „Ook wordt in Duinlust een hydraulische lift aangebracht, waarvoor het water uit de Zanderijvaart via een nu afgebroken pompstationnetje werd opgepompt naar een groot reservoir (nog aanwezig) op de ’berg’. De ganse dag was daar een man doende om te zorgen dat de vergaarbak gevuld bleef.”
Joan Patijn van Ons Bloemendaal laat weten dat het gebruik van een hydraulische lift innovatief, maar niet uitzonderlijk in die tijd. ’Bij de bouw van het huis Overbeek (’Lindenheuvel’) aan de Bloemendaalseweg in 1840/1841 is weliswaar nog niet sprake van een lift, maar van ’vier privaten met zoogenaamde hydraulische gemakken voorzien’. Ook Lindenheuvel ligt onderaan een hoog duin. De innovatieve ideeën van die tijd werden op verzoek van dezelfde Borskifamilie toegepast. Er zal dus zeker verband zijn, al is Overbeek al veel eerder.’’
Historicus Wim Post diept, na enige e-mailcorrespondentie, nog een bijzondere foto op uit het archief van fotograaf Leonard Baruch (1905-1978) van een pompgebouwtje dat langs de zandrijvaart stond. ’Hebbes’ zegt hij, waarmee het bewijs van de zoektocht rond is.
Nooit vermoed dat er zo’n tragisch verhaal zat achter een simpele betonnen waterbak.